Vroeger had ik er twee. Een engeltje en een duiveltje die me in het oor fluisterden wat goed was en wat fout. Ik luisterde dan weer naar de een en dan weer naar de ander en was daarmee redelijk in balans. Totdat het duiveltje jaloers werd op het engeltje en schopte het engeltje met een grote trap van mijn schouder af. Sindsdien fluistert een klein onzichtbaar mannetje met een akelig stemmetje me in wat er allemaal niet goed is.