Klam van het zweet en met een bonkend hart kijk ik de straat door. Ik ren naar ons huis. Misschien is ze daar? Geen spoor. Half rennend, half strompelend ga ik verder de wijk in. Het lijkt of mijn benen niet meer mee willen. De tranen zitten hoog. Ik schreeuw haar naam, Tikkel! Met een schok dringt het tot me door… ze is weg!