Met een gloeiend gezicht en een veel te snel en hard bonzend hart kijk ik vanaf de bank naar buiten. Tjilpend strijkt een vogel neer op de tak van de struik boven het vogelhuisje in de voortuin. Vrolijk kwetterend komt er een tweede bij en een derde. Zij zijn onwetend over de 1,5 meter afstand die wij moeten houden. Vrolijk en vrij vliegen ze heen en weer tussen de nieuwe bloesem die steeds meer opkomt in onze tuinen. Het wordt lente. Ik ben blij met dit cadeautje van de natuur.