Dit jaar had ik allesbehalve zin in het schrijven van een reflectie van of een stilstaan bij hoe mooi of lelijk het jaar wel niet was. Voor mij gaat het jaar de boeken in als een van de dieptepunten van de afgelopen 48 jaar dat staat vast. Tóch?
gemis
Onder moeders vleugels
Het is lang geleden dat ik veilig onder mijn moeders vleugels zat. Al jong, op mijn 19e ,ben ik zelfstandig gaan wonen. Nog wel om de hoek, zodat ik na schooltijd vaak nog gezellig met mijn moeder aan de thee zat, maar niet lang nadat ik op mezelf ging, vertrokken mijn ouders naar een andere provincie. Ik was op mezelf aangewezen. Voor mij was dat een goede ontwikkeling. Volwassen worden ging vanzelf. Met vallen en opstaan natuurlijk, maar ik wist al snel mijn eigen boontjes te doppen, rekeningen te betalen, schoon te maken en de was te doen.
Mijn moeder en ik belden elkaar vaak, ik denk zelfs wel om de dag, maar zeker één keer in de week. Onze gesprekken gingen over alles. Van koetjes en kalfjes en wat eten we vandaag tot diepgaande zaken van moeder tot dochter en andersom. Onze band was sterk, hecht en vol liefde. Net als iedere andere dochter ergerde ik me wel eens aan haar moederlijke zorg en bemoeienis, maar liefde overwon alles. Totdat ze stierf. Vijf minuten later toen we ophingen van wat toen bleek, ons allerlaatste telefoongesprek.
Ik denk veel aan haar. Zoals bijvoorbeeld vandaag met allerzielen als mijn kaarsje voor haar brand of zoals een paar weken terug toen ik met hoge koorts ziek op de bank lag. Ik dacht aan vroeger hoe ik als kind op de bank lag wanneer ik ziek was. Ondergestopt met een aai over mijn voorhoofd door mijn moeder. Een glaasje sap op het tafeltje naast me, de plaat van Paulus de Boskabouter die draait op de pick-up. Vaak kocht ze een bosje narcissen voor me als ik ziek was om me op te fleuren. Als ik nu narcissen zie, denk ik daar altijd met warmte aan terug. De gedachten maken me weemoedig. Een groot gemis van een liefdevolle hand. Alsof mijn hond mijn gevoel oppikt, krijg ik een lik over mijn hand. Waar ik vroeger ziek zijn bijna fijn vond, vind ik het nu verschrikkelijk. Ik kan me er niet aan over geven. Na een paar dagen komen de muren letterlijk op me af en vlucht ik naar buiten. Mijn moeder kijkt me vanaf de vensterbank hoofdschuddend aan alsof ze me wil zeggen dat ik gewoon moet ontspannen. Bij gebrek aan de plaat van Paulus de Boskabouter zet ik een Disney film op en schenk mezelf een sapje in. Er is geen tijd om ziek te zijn. Het is tijd om de vleugels te spreiden en weer te vliegen.
Geluk in een potje
Wie waren er wél voor je? Vraagt dr Rossi me. Ik lach en draai een beetje op mijn stoel. “Ja duhh , mijn man en kinderen, mijn buuf en die en die vrienden”. Ze kijkt me onderzoekend aan. “En dat vind jij normaal”zegt ze . Nou ja, logisch toch , antwoord ik terug. Terwijl ik het schaamrood langs mijn kaken voel glijden, bedenk ik me tegelijkertijd, dat het helemaal zo logisch niet is. Zij waren er wél, en wat maakt die anderen die er niet waren dan zo belangrijk?