Precies viertien dagen geleden op een woensdagmiddag reden we vanuit een totaal andere wereld terug naar huis. Nog niets vermoedend over hoe de twee weken daarna zouden verlopen. Misschien staken we daar al de kop in het zand als een struisvogel want dat ik koorts had was duidelijk en hoesten deden we allebei. Tóch waren we nog niet doorgedrongen van de ernst van de situatie. Het hele Corona gebeuren leek nog steeds een overdreven toestand. Iets wat nu de understatement van het jaar blijkt te zijn.
We hadden een paar dagen doorgebracht in het door ons zo geliefde Disney en meteen, met goede hoop snel weer terug te keren ,onze jaarkaarten nog een keertje verlengd. Zoals iedere keer als we daarheen gaan voelt het als een soort van thuiskomen. Even weg van de “dagelijkse harde wereld” naar het land waar het goed wint van het kwaad en dromen mag. Ondanks dat we er al ontelbare keren zijn geweest, voel ik de bekende brok in de keel als we onder het station doorlopen en aan het einde van de mainstreet , het roze kasteel zien liggen. Het is daar waar de reis naar tomorrowland begint.
Voor de 14e dag zit ik op de bank naar buiten te kijken. Het herstel van dit onegelooflijk hardnekkige Coronavirus gaat heel erg langzaam. Het uitzicht wordt iedere dag een stukje groener. Niet alleen de knopjes aan de bomen en struiken komen uit, maar ook het onkruid begint te groeien. Mijn handen jeuken om het te verwijderen, maar ten eerste kost het me kostbare energie die nog steeds ontbreekt en ten tweede mag ik niet naar buiten omdat ik nog steeds veel hoest en is de voortuin in gaan toch misschien te risicovol wanneer er buren langslopen of kinderen spelen. Hoewel mijn tuin het zich wel leent om de anderhalve meter afstand in acht te nemen, durf ik het gewoonweg niet aan. Ik voel me al in overtreding als ik gft afval in mijn bak gooi die net buiten de tuinpoort staat op onze oprit. Ik bevind me in een kringetje waar ik niet uit kan komen. Niet naar buiten kunnen maakt mij niet beter maar zwakt juist af. Een gevoel van uitzichtloosheid maakt zich van mij meester. Hoe lang gaat dit duren, wanneer zal de hoest stoppen en kan ik weer praten zonder benauwd te raken? Weer voel ik me als Alice in Wonderland die verdwaald is in het doolhof en beseft dat ze niet meer terug kan naar wie ze was. Een doolhof van gevoel dat ik sinds de kanker vaak heb ervaren, gevoelens die ik juist in de laatste maanden zo goed te boven ben gekomen maar waar ik de laatste twee weken enorm in ben teruggeworpen.
Ik zou willen dat er in deze wereld een Tinkerbel bestond die met wat feeënstof kon zorgen dat ik weg kon vliegen. Weg van deze werled waarin we terecht zijn gekomen. Weg van de mensen die nog steeds denken dat het allemaal wel meevalt, weg van de mensen die paniek zaaien, weg van de mensen die alleen maar postitief zijn en geen ruimte hebben voor de gevoelens van anderen, weg van de ongevraagde adviezen, weg van de mensen die net doen alsof je niet meer bestaat, weg van de mensen die oordelen en denken mij te kennen, weg van de media, weg van alle beelden, dodencijfers, statussen, en grapjes. Weg van de ziekte. Ook dit heb ik eerder gevoeld. 8 jaar geleden om precies te zijn. Ook toen had ik moeite met al deze verschillende gevoelens om te gaan en stak ik op een gegeven moment maar mijn kop in het zand. Wat ik niet zie, is er ook niet. Het werkte maar heel even want realisme is dat je niet weg kunt lopen voor de werkelijkheid. Daarbij, ook Tinkerbel zit in quarantaine.
Nee we zullen ons geweten onze gids moeten laten zijn. We zullen moeten zien dat er in ieder beest iets moois schuilt. Dat we boven in de toren moeten blijven en onze vlecht alleen naar buiten werpen als we hulp nodig hebben of hulp kunnen bieden. De situatie realistisch en eerlijk bekijken en meebewegen. Zo ook in wat er nu gebeurt. Ook al is dat moeilijk, zijn we bang, verdrietig of zelfs boos. We moeten proberen te zien dat we eigenlijk niet zo heel veel nodig hebben om gewoon gelukkig te zijn. Samen! Alleen zó komen we in Tomorrowland